De Chinese Wolhandkrab.
De Chinese Wolhandkrab (Eriocheir sinensis) is de enige krab in Nederland die je ook in zoet water tegen kan komen. Voor de voortplanting zijn ze echter aangewezen op zout water. De larve van de Chinese wolhandkrab kruip in zee uit een van de honderd duizenden eieren die het vrouwtje van de wolhandkrab bij zich heeft. Voor het tot ontwikkeling komen van de eieren is er water met een vrij hoog zoutgehalte nodig. Al gauw nadat de larven zijn uitgekomen trekken ze het zoete water in. Als ze jong zijn kunnen ze stroomopwaarts 1 tot 3 kilometer per dag afleggen. En sommige dieren trekken en heel eind door, Er zijn waarnemingen van wolhandkrabben die meer dan 1000 km landinwaarts waren getrokken. Als de dieren op trek zijn laten ze zich niet tegenhouden door obstakels in het water, en gaan desnoods gewoon een stuk over land verder. Als de krabben volwassen zijn, na 2 tot 3 jaar, trekken ze vanuit het binnenland weer naar zee, waar ze zich voortplanten. Daarna gaan de meeste dood, en een aantal trekken weer terug het zoete water in.
Oorspronkelijk komt de Chinese wolhandkrab uit China. Begin deze eeuw is het dier geïntroduceerd in een rivier in Duitsland, van waaruit het zich over heel Europa heeft verspreid.
De Chinese wolhandkrab heeft een bijna vierkant rugschild met aan de zijkant een aantal scherpe tanden. De kleur van het rugschild varieert van grijsgroen tot donkerbruin. De acht looppoten zijn gelig van kleur, net als de twee scharen. Op de scharen groeit een wollige massa bruine haren, waar het dier zijn naam aan te danken heeft. Bij het mannetje zijn de scharen groter dan bij het vrouwtje, en bovendien zijn de scharen van het mannetje veel meer behaard. Het achterlijf van de wolhandkrab is, net als bij andere krabben, teruggevouwen onder het bovenlichaam. Bij het vrouwtje bestaat dit uit 7 brede, langs de rand behaarde fragmenten. Het achterlijf van het mannetje is veel smaller, en bovendien zijn de segmenten 3 tot en met 6 met elkaar vergroeid.
Doordat de krabben een hard en stekelig pantser hebben, hebben de volwassen dieren geen natuurlijke vijanden. De enige vijand is de mens, en deze heeft ook regelmatig geprobeerd het dier uit te verdelgen. Als de krabben op trek waren kwamen ze vaak in visnetten en fuiken terecht, die ze dan met hun scherpe scharen vernielden. Dit wordt natuurlijk niet gewaardeerd door de beroepsvissers van wie die netten zijn. Omdat de krabben holen in de oever graven om in te wonen, werden ze er van beschuldigd de dijken te ondermijnen. Uiteindelijk bleek dit wel mee te vallen. Tijdens de trek kunnen de krabben echter massaal besluiten en stuk over land te gaan en dan kunnen ze voor behoorlijk wat overlast zorgen.
Mocht je dus ergens midden in Nederland een levende krab tegen komen, kijk dan niet vreemd op. Waarschijnlijk is het de Chinese wolhandkrab, een zeer interessant dier om eens tegen te komen.
Literatuur:- J.P.H.M. Adema, 1991. De Krabben van Nederland en Belgie. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Leiden.
Terug naar de beschrijving