Nagelkrab (Thia scutellata)


Foto: Martijn Antheunisse

Nagelkrab
Thia scutellata  (Fabricius, 1793)

Herkenning
Een kleine en platte krab met een glad rugschild lijkend op een vingernagel. Het rugschild is iets breder dan lang en vrijwel volledig glad en glanzend (In het Engels heet deze krab niet voor niets de “polished crab”) en langs de voor- en zijrand dicht behaard met opvallend lange haren. De schaarpoten zijn gelijk, kort en stevig, en langer dan de looppoten. De carapax is glanzend witachtig tot lichtroze of oranje-rood, met twee opvallende rode vlekjes. De randen van de looppoten en de onderzijde van de carapax zijn behaard en wit van kleur. Vaak zijn er vage vlekken zichtbaar aan de rugzijde. Dit zijn de organen die zichtbaar zijn door het dunne rugschild.
De maximale carapaxlengte is 22 mm.

Habitat, biologie/ecologie, voorkomen en verspreiding.
De nagelkrab komt in de zuidelijke noordzee vooral ver van de kust voor op diepten van meer dan 10 meter, en wordt slecht zelden aangespoeld gevonden. Het dier leeft doorgaans ingegraven in grove zandbodems. Vooral na zandsuppleties waarbij zand van ver uit de kust wordt gebruikt wordt het dier aangetroffen.

Bijzonderheid
De nagelkrab is erg teer een graaft zich dan ook het liefst diep in in fijn zand of een slibrijke bodem. Alleen het topje van de antennen steekt nog boven het zand uit. De antennen vormen zo een soort adembuis of snorkel zodat de krab toch genoeg vers water langs de kieuwen kan blijven pompen.